In oude geschriften, documenten en boeken of op prenten en schilderijen is de geschie-denis van hondenrassen vastgelegd. En ook het werk dat ze doen. Meegaan op jacht, het drijven en hoeden van een kudde, het bewaken van huis en haard en het gezelschap houden van de mens. Elke maand gunt ONZE HOND de lezer een inkijkje in de rijke historie van een hondenras. Deze maand: de Duitse Staande Hond Draadhaar.
Smousbaarden of ruigbaarden
Al in de middeleeuwen bestaan er in Duitsland ruigharige jachthonden, onder andere bekend onder de naam Hirtenhund, een type dat lijkt op de huidige Barbet. Er wordt aangenomen dat uit deze Hirtenhund de meeste ruigharige jachthondenrassen zijn voortgekomen. In het achttiende- en negentiende-eeuwse Europa komen deze ruigharige jachthonden – voorzien van baard en snor – overal voor. Het is belangrijk te weten dat in het Duitsland van voor 1870 georganiseerde kynologie nog een onbekend begrip is. Dit in tegenstelling tot, bijvoorbeeld, Engeland. Goed gedefinieerde ruigharige jachthondenrassen kent men nauwelijks en een jager kent slechts twee soorten: zij die bruikbaar zijn en zij die niet aan de eisen voldoen. De Franse naam voor deze ruw- of ruigharige staande jachthonden is Griffon of Barbet; Nederland kent ze onder minder poëtische benamingen: Smousbaarden of Ruigbaarden.In Duitsland en Frankrijk ontwikkelen deze smous- of ruigbaarden zich tot zelfstandige rassen in diverse kleuren en met verschillende vachtstructuren. Bekende voorbeelden daarvan zijn de Korthals Griffon, de schepping van Eduard Karel Korthals* (1851-1896), en de Griffon Boulet, gecreëerd door de Fransman Emma-nuel Boulet (1840-?). Maar ook de Grote en Kleine Münsterlander (Heidewachtel), de Drentse Patrijshond,de Pudelpointer – de schepping van Sigismund Freiherr von Zedlitz und Neukirch** (1838-1903; pseudoniem Hegewald) – en de Italiaanse Spinone hebben een gedeeld verleden als voorstaande jachthonden.
Tyrassieren
De historie van de Duitse voorstaande honden begint officieel in 1879, als ter gelegenheid van de tentoon-stelling in Hannover de eerste raskenmerken worden vastgelegd voor de ‘Deutsch Kurzhaar’ en de ‘Deutsch Langhaar’. Natuurlijk is de historie van de Duitse voorstaande honden veel ouder, want reeds in de veertiende eeuw is er sprake van ‘vorliegende Hunde’. Van de dan bekende ‘Hühnerhunde’ wordt bij de jacht niet meer verlangd dan dat zij het (veer)wild opjagen. De populair geworden nettenjacht vraagt echter een hond die het wild ‘aanwijst’ – liggend of staand – waarbij het vangnet door de jagers over het (veer)wild wordt getrokken. Het net wordt een Ty ra s genoemd en deze vorm van jagen wordt bekend als ‘Tyrassieren’. In een document uit 1467 bestelt de Landgraaf van Hessen bij de hertogin van Braunschweig Blaufussfal-ken, die hij nodig heeft voor zijn verlygenden Hund. De bekende Dr. Caius (1510-1573), lijfarts van koningin Elizabeth I, schrijft in zijn veel geciteerde werk De Canibus Britannicis (Over de Britse honden; 1570) ook over voorstaande honden: … Als de hond vogels heeft gevonden, dan blijft hij staan, zonder geluid te maken en alsof hij in de grond is geworteld. Dan gaat hij liggen, terwijl hij de vogels scherp in de gaten houdt, en kruipt als een worm naar voren tot in de nabijheid van de vogels. Als de jagers, dankzij de hond, precies weten waar de vogels zitten, trekken zij het net over de vogels heen, zodat deze gevangen zitten. ( Vr ij ver t aa ld.)Misschien behoeft de term ‘voorstaan’ nog enige uitleg. Ik citeer daarvoor een van de bekendste personen die in de Nederlandse jachthondenwereld zijn sporen heeft verdiend, namelijk veldwedstrijd keurmeester Pieter Rooijakkers. Een man die binnen de wereld van de jacht en de jachthonden een onbetwiste autoriteit is. Pieter: ‘Een staande hond hoeft het voorstaan niet te leren. Dat zit in de genen, het is zijn natuurlijke aanleg. Het, door het voorstaan, vastzetten van veerwild in de vrije wildbaan is een ander verhaal.
Lees het volledige artikel in Onze Hond nr. 8. https://shop.bcm.nl
Tekst en illustraties: Ria Hörter