Van oorsprong voerden honden diverse taken uit, waardoor een grote diversiteit aan rassen is ontstaan. Zo heeft ieder hondenras zijn eigen specialiteit. Hoe zijn die rassen tegenwoordig, als gezinshond? Welke karaktertrekken hebben ze, en waar blinken ze in uit? Dit keer de van oorsprong vorstelijke Cavalier King Charles Spaniel, zachtaardig en deemoedig van aard, maar beslist geen doetje.
Het vermoeden bestaat dat alle kleinere Spaniels hun oorsprong vinden in het Verre Oosten, alhoewel dat verre van zeker is. Wat we wel weten is dat er in de veertiende eeuw al spanieltjes in Zuid-Europa rondliepen. Daar werden ze voornamelijk door de adel gehouden. In de eeuwen daarna zwierven deze hondjes uit over heel Europa. In Engeland en Schotland kwamen de Spaniels onder bescherming van de vorstenhuizen te staan. Mary Stuart van Schotland was verzot op de hondjes, evenals Karel I en Elizabeth I van Engeland. De zoon van de eerste Karel, Karel II van Engeland – King Charles – was zelfs zo gek op ze dat hij niets meer zonder deze hondjes deed. Of het nu slapen of staatszaken betrof, altijd waren er wel enkele Spaniels in zijn nabijheid te vinden.
De populariteit van de Spaniels van King Charles nam echter snel af toen Willem III van Oranje aan het Engelse hof verscheen. Willem hield namelijk meer van Mopshonden. De Mopshond, met zijn platte snoet, werd links en rechts gekruist met van alles en nog wat en natuurlijk ook met de King Charles Spaniel. Die kreeg daardoor – en door het inkruisen van onder andere de Pekingees – een steeds breder hoofd met een steeds kortere en plattere snuit. John Churchill, de eerste Hertog van Marlborough, weigerde daar echter aan mee te doen. Deze hertog was trouw aan zijn eigen Spaniels, die Blenheims werden genoemd, naar Kasteel Blenheim, waar hij woonde. Deze Blenheim-spaniels waren allemaal rood-wit gevlekt en werden ook voor de jacht gebruikt. Over het ontstaan van de typische vlek op het hoofd van Blenheims is nog een aardige anekdote te vertellen. Tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701-1713) was de Duke of Marlborough bevelhebber in het Britse leger. Zijn vrouw Sarah zat thuis op nieuws te wachten met een rood-wit, drachtig teefje op haar schoot. Tijdens het wachten aaide zij haar hondje en drukte met haar duim op het voorhoofd van het diertje. Toen de jongen later geboren werden hadden zij, aldus de overlevering, allemaal de duimafdruk van de hertogin op hun hoofdjes staan. Ook nu nog heeft de Cavalier King Charles Spaniel in de kleur Blenheim die typische, ruitvormige afdruk op zijn kop.
De Amerikaanse zakenman Roswell Eldridge bleek de redding voor het ras. Eldridge ging in Engeland op zoek naar langsnuitige Toy Spaniels, maar hij slaagde er niet in om levende exemplaren van de door hem zo bewonderde langsnuitige Toy Spaniel te vinden. Dus loofde hij vijf jaar lang een geldprijs uit van vijfentwintig Engelse ponden voor de reu en de teef die het meest leken op de Spaniel die stond afgebeeld op een schilderij van Karel II. Het lukte een aantal fokkers om, met gebruikmaking van King Charles Spaniels met een te lange snuit, het oude type weer terug te fokken. In 1928 werd een rasstandaard opgesteld, maar om verwarring te voorkomen werd aan het teruggefokte type de naam Cavalier King Charles Spaniel gegeven. Men vond dat beide typen het recht hadden de naam van King Charles te voeren. De Cavalier King Charles Spaniel is dus eigenlijk de King Charles Spaniel zoals hij vroeger was. Vlak na de Tweede Wereldoorlog werd het ras officieel erkend. Voor de King Charles had dit tot gevolg dat zijn populariteit daalde ten gunste van de Cavalier (spreek uit zoals je het schrijft, het is dus niet ‘Cavaljee’).
Lees het volledige artikel in Onze Hond nr. 5. Bestel hier
Tekst: Jolien Schat | Foto’s: Alice van Kempen