Van oorsprong voerden honden diverse taken uit, waardoor een grote diversiteit aan rassen is ontstaan. Zo heeft ieder hondenras zijn eigen specialiteit. Hoe zijn die rassen tegenwoordig, als gezinshond? Welke karaktertrekken hebben ze, en waar blinken ze in uit? Dit keer de oer-Hollandse Stabijhoun, ook wel de Friese Stabij of ‘Bijke’ genoemd.
De Stabijhoun, ook wel Friese Stabij genoemd, is een oer-Hollands ras met een geschiedenis die vrij ver teruggaat. Al eeuwen geleden werden in Friesland inheemse honden ingezet voor de jacht. De Stabijhoun was er daar een van, die in de Friese Wouden en op de zandgronden voor de jacht op haar- en veerwild werd gebruikt. De voorouders van deze Fries moeten waarschijnlijk gezocht worden onder de Spanjoels of Spaniels die tijdens de Spaanse bezetting, ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog, mee naar het noorden waren gekomen. Deze Spaanse honden hebben voor meer nazaten gezorgd, die qua uiterlijk iets van de Stabij weg hebben, zoals onder andere de Drentsche Patrijshond en de Heidewachtel. De Stabijhoun was de hond van de gewone man, die zich niet de luxe kon permitteren om voor verschillende taken verschillende honden te houden.
‘Bijke’, zoals de Stabijhoun in de volksmond werd genoemd, kon in die tijd heel wat taken ineen vervullen. Hij was jachthond, waakhond, erfhond, ving mollen, ratten en ander gedierte en trok als het nodig was ook nog weleens een kar. De naam Stabijhoun is volgens W. Hoeksema, grondlegger van de raspunten, niet voor niets voortgekomen uit ‘sta-mij-bij’, maar dan snel uitgesproken. De toevoeging ‘houn’, uitgesproken als ‘hoen’, komt van het Friese ‘hûn’, wat gewoon ‘hond’ betekent. Een ‘sta-mij-bij-hond’ dus en dat was dan ook precies wat deze allrounder deed: zijn baas op alle fronten bijstaan. Om breed inzetbare honden te krijgen, werden Stabijhounen in de vrij geïsoleerd liggende streken van Friesland regelmatig gekruist met een volstrekt ander inheems ras: de Wetterhoun. Deze krulharige hond is een stuk steviger van gestalte en kon daardoor zwaardere lasten trekken. Door het vele kruisen dreigde echter, tegen het midden van de negentiende eeuw, het eigen type van de beide rassen verloren te gaan. Er waren Stabijhounen met krulhaar en gladharige Wetterhounen. Als hier in 1942 geen halt aan toegeroepen was, hadden we nu waarschijnlijk slechts één Fries jachthondenras gehad.
Tot de Tweede Wereldoorlog was de Stabijhoun eigenlijk alleen bekend in Friesland, maar tijdens de oorlog begonnen kynologen uit de rest van het land ook aandacht voor de Stabij te krijgen. Waarschijnlijk gebeurde dit deels uit patriottisme; uit liefde voor alles wat uit het vaderland kwam in die moeilijke tijd. In 1940 stelde men een lijst met raspunten op en op 10 oktober 1942 werd er in Leeuwarden een Stabij- en Wetterhoundag georganiseerd, zodat men kon vaststellen wat er van de beide rassen was overgebleven. De meest rastypische dieren zouden gaan dienen als stamhouders van de Stabijhoun en Wetterhoun. Gelukkig bleek het met de tentoongestelde populatie behoorlijk mee te vallen en werden de beide rassen officieel erkend door de Raad van Beheer. Tegenwoordig is de Stabijhoun in heel Nederland niet meer weg te denken. Je komt de zwart-witte honden overal tegen. Al lopen er ook veel honden rond die weliswaar als Friese Stabij neergezet worden, maar eigenlijk ‘Stabijna’s’ zijn: stamboomloze honden of zelfs kruisingen die op een Stabijhoun lijken.
Lees het volledige artikel in Onze Hond nr. 4. Bestel hier
Tekst: Jolien Schat | Foto’s: Alice van Kempen