In oude geschriften, documenten en boeken of op prenten, schilderijen en oude foto’s is de geschiedenis van honden vastgelegd. En dan vooral het werk dat ze doen. Meegaan op jacht, het drijven en hoeden van een kudde, het bewaken van huis en hof en het gezelschap houden van de mens. Elke maand gunt ONZE HOND de lezer een inkijkje in de rijke historie van een rashond. Deze maand de Tibetaanse Terrier.
- Herkomst: Tibet
- Levensverwachting:12 tot 15 jaar
- Karakter: Intelligent, Energiek, Lief, Gereserveerd, Zachtaardig, Gevoelig
- Gewicht: 8–14 kg
- Hoogte: 35–41cm
- Kleur: Zwart, Wit, Grijs
De Tibetaanse Terriër is geen terriër (Rasgroep 3), maar een herdershondje (Rasgroep 1). Echter, in geen van beide rasgroepen is hij terug te vinden want de F.C.I. deelt hem in bij rasgroep 9, de Gezelschapshonden. Wie hem de naam terriër heeft toegedicht is niet meer te achterhalen maar het zouden de Engelsen kunnen zijn, die zich al sinds de achttiende eeuw met Tibet bemoeien en het land in 1903 en 1904 met het Brits-Indische leger binnenvallen.
‘HET DAK VAN DE WERELD’
Voor de vroege historie van de Tibetaanse Terriër moeten we naar Tibet, ook wel ‘Het dak van de wereld’ genoemd. Tibet is nu een autonome regio in de Volksrepubliek China en grenst aan Bhutan, Nepal, India, Myanmar en de rest van China. Al sinds het begin van onze jaartelling worden de hondjes, die nu Tibetaanse Terriërs heten, gehouden in Boeddhistische kloosters, waar ze dienstdoen als waakhondjes. Echter, de literatuur vermeldt dat ze ook als herdershondjes zijn gebruikt bij de kuddes van nomadische volkeren in deze regio. Die met een witte vacht zijn het meest gevraagd; zij vallen immers niet op in een land dat driekwart van het jaar onder de sneeuw ligt. Bij de kuddes gebruikt men de grote Tibetaanse Mastiff, die zijn mannetje staat bij de aanvallen van beren en wolven. Voor het drijven en hoeden zijn kleinere, wendbare hondjes nodig, die waarschuwen voor aanvallers van de kudde.
Het is de gewoonte dat aan hooggeplaatste geestelijken en adellijke personen na hun bezoek aan Tibet een hondje als cadeau wordt meegegeven. Niet zomaar als cadeau, maar als geluksbrengers. Voordat ze het land verlaten worden de honden gezegend. Aan het einde van de negentiende eeuw komen er verschillende kleine hondjes vanuit Tibet naar Engeland, die door The Kennel Club onder verschillende namen in het stamboek worden ingeschreven. De reden waarom ze terriërs worden genoemd is mij niet bekend, want ze vertonen geen enkele terriëreigenschap, zoals bij voorbeeld de jacht onder de grond. Wel wordt er in de namen een link gelegd met de streek van herkomst, zoals bij voorbeeld Llasa (hoofdstad van Tibet), Bhutan (een land tussen China en India), Kashmir (een gebied verspreid tussen in India, Pakistan en China) en het land Tibet zelf.
EEN VROUW DIE HAAR MANNETJE STAAT
De ontwikkeling van de Tibetaanse Terriër in Europa en Amerika hebben we te danken aan de Engelse Mrs. A.R.H. (Agnes) Greig, een vrouw die haar mannetje staat. Na de Eerste Wereldoorlog wordt zij lid van de Women’s Medical Service of India. In 1918 wordt ze uitgezonden als chirurg naar een hospitaal in Cawnpore (nu Kanpur), India, dicht bij de grens met Tibet. Omstreeks 1920 voert Agnes Greig een geslaagde operatie uit bij een Tibetaanse vrouw, die een groot gezwel op haar eierstokken heeft. De patiënte is met haar man en alle levende have naar Cawnpore geko-men, een gewoonte die we nu nog zien. De familie mag in het ziekenhuis logeren, maar de dieren die ze bij zich hebben moeten elders worden ondergebracht. Aan een hoogdrachtig teefje, Lilly genaamd, biedt dr. Greig tijdelijk onderdak aan in haar bungalow. Bij wijze van dankbaar-heid voor de geslaagde operatie krijgt zij een pup van Lily. Dit hondje, ‘Bunti’ (ook gespeld als ‘Bunty’) genaamd, heeft een goudkleurige en witte vacht. Dr. Greig is zo gecharmeerd van ‘Bunti’ dat ze vraagt of ze haar mag inschrijven op de Delhi Dog Show in India. Omdat de keurmeesters nog nooit een hondje als ‘Bunti’ hebben gezien, stellen ze dr. Greig voor om een soortgelijke reu aan te schaffen en drie generaties te fokken om te kunnen zien of ‘Bunti’ raszuiver is. Daarna kan erkenning als rashond worden aangevraagd. Vanuit de historie van rashonden weten we: geef een Engelsman (c.q. een Engelse) twee honden en ze maken er een ras van. Bij de Tibetaanse Terriër is de start om drie generaties homogene types te fokken niet al te ingewikkeld. Deze hondjes worden immers al honderden, misschien wel duizenden jaren, in de kloosters van Tibet, zuiver gefokt. Er bestaan ietwat verschillende versies van dit verhaal, want ook al is de geschiedenis van de Tibet-aanse Terriërs in Europa vrij recent, de literatuur is niet altijd even eenduidig.
LADKOK, LATER LAMLEH
Bekenden van dr. Greig zorgen voor een reu, ‘Rajah’ genaamd. In 1924 wordt het eerste nest van ‘Rajah’ en ‘Bunti’ geboren; het tweede in 1925. Als dr. Greig een jaar later voor tien maanden met verlof naar Engeland gaat, neemt ze drie honden mee: ‘Bunti’, diens dochter ‘Chota Tukra’ en een reutje uit het tweede nest, ‘Ja-Haz’. The Kennel Club registreert het drietal als Lhasa Terriers; zij vormen de basis voor de kennel ‘Ladkok’, die later ‘Lam-leh’ heet. Net als bij de meeste hondenrassen, is in het begin van de fokkerij inteelt nodig, domweg omdat er geen andere keuze is wil men homogene nakomelingen willen. Het eerste in Engeland geboren nest is daarom een moeder x zoon paring; in dit geval ‘Bunti’ x ‘Ja-Haz’. In 1927 worden er uit deze combinatie drie reutjes geboren: ‘Mr. Binks’, ‘Burrah Sahib’ en ‘Bodmash’.Echter, Indiase keurmeesters zijn ervan overtuigd dat Agnes Greigs honden géén Lhasa Terriërs zijn en men noemt haar honden Tibetaanse Terriërs. Overigens heeft dr. Greig het talent van fokken en tentoonstellen niet van een vreemde; haar moeder fokt Cocker Spaniels in Essex.In 1930 wordt door de Indiase Kennel Club een standaard opgesteld; The Kennel Club sluit zich een jaar later hierbij aan. Als dr. Greig naar India terugkeert neemt ze één reutje – ‘Mr. Binks’ – uit het nest van 1927 mee; de overige honden blijven bij haar moeder. ‘Mr. Binks’ wordt de eerste World Cham-pion binnen het ras en wint ook nog vier Challenge Certificates.
HOGE BOMEN
Het lijkt erop dat Agnes Greig heen en weer reist tussen Engeland en India en soms is er sprake van heimwee. Weer eens terug in Engeland showt zij in 1938 ‘Thoombay of Ladkok’ op Crufts Dog Show. Thoombay is een knappe witte hond, die is geboren in een Tibet-aans klooster. Hij is de eerste Tibetaanse Terriër die, op een leeftijd van tien jaar, Show Champion wordt! In het midden van de jaren dertig ver-huist Agnes Greig definitief naar huis, waar ze haar moeder gezelschap gaat houden.Andere fokkers van formaat uit deze periode zijn Mr. en Mrs. Downey van de Luneville kennel. Hun Tibetanen zijn van een wat eleganter type dan die van dr. Greig. Hoge bomen vangen veel wind, zo ook Agnes Greig. Het wordt haar kwalijk genomen dat ze veel van haar mooiste honden naar het buiten-land verkoopt en daarmee de vooruitgang van het ras in de U.K. zou tegenhouden. Ondanks het feit dat zij degene is die erkenning vraagt voor het ras bij The Kennel Club en haar honden tentoonstelt, heeft ze zich toch verzet tegen wat ik maar de ‘glitter en glamour’ noem. In haar opinie is de Tibetaan een werkhondje dat niet aan alle kanten ‘opgepimpt’ moet worden. Voor de Tweede Wereldoorlog beleeft het ras een bloeitijd in Engeland, maar tijdens de oorlog kan niet iedere fokker zijn honden voldoende te eten geven. Agnes Greig is slim en gaat konijnen fokken; het vlees is voor de honden (en ook geschikt voor menselijke consumptie) en de vacht wordt verkocht. In 1956 wordt in Engeland de Tibetan Terrier Club opge-richt, in 1981 gevolgd door de Tibetan Breeder en Owners Club. Agnes Greig overlijdt in 1972. Hoewel er nog veel meer is te melden over de Tibetaanse Terriër in het land van patronage, is dit het moment om de overstap naar Nederland te maken voor nog een paar feitjes.
Tibetaanse Terrier elegant dameshondje
Het is opmerkelijk hoe weinig aandacht er in de kynologi-sche pers in de afgelopen vijftig, zestig jaar aan dit ras is geschonken. Van Bylandt is in zijn Hondenrassen opmer-kelijk up to date als hij in 1904 melding maakt van de Bhuteer of Lhassa Terriër. Dat hij die Terriër een elegant gevormd dameshondje noemt zullen we hem maar vergeven. Onze nationale kynoloog P.M.C. Toepoel vermeldt in zijn boekje ‘De kortbeenige terriers’ de Tibetaanse Terriër helemaal niet. In De Hondenwereld van september 1978 tref ik een stukje aan over de Tibetaan, geschreven door Henk Beeks. In zijn kennel ‘Sambhoga Kaya’ is de bekende reu Su-Khyi Just Whistle (1987) geïmporteerd. Zijn nakomelingen zijn over het gehele vasteland verspreid. In haar boek The Tibetan Terrier (1994) vermeldt Angela Mulliner dat de eerste Tibet-aanse Terriër in 1931 door een familie Ge(e)rtsema uit Nederland wordt geïmporteerd. Verder niets.In ONZE HOND van augustus 1979 wordt door Ruud Haak een portret van de Tibetaan geschetst. Ik ben zo vrij hem te citeren omdat het een stukje Nederlandse ‘petite histoire’ betreft: Zeker is dat ing. J.W. Smits in 1943 op een wel zeer bijzondere wijze in het bezit kwam van een Tibetaanse Terriër. De heer Smits was in die tijd een hooggeplaatste functionaris bij een textielfabriek in het oosten van Nederland en op zekere dag in het jaar 1943 reisde hij per trein door ons land. In de coupé trof hij tegenover zich iemand met een prachtige Tibetaanse Terriër en al spoedig raakte hij in gesprek met de eigenaar van de hond. Het trof de man dat hij zo goed wist dat het een Tibet-aanse Terriër was en het werd een lang gesprek over honden. Het einde van het gesprek werd een soort ruil van de Tibetaanse Terriër voor de prachtige winterjas die de heer Smits zich als functionaris van het textielbedrijf kon veroorloven en die voor de eigenaar van de hond nauwelijks te verkrijgen was. Ze kwamen overeen dat de heer Smits de Tibetaanse Terriër zou meenemen in ruil voor de winterjas, maar de jas moest de eigenaar van de hond gezien het koude weer wel de volgende dag komen ophalen. De man kwam en de Tibetaanse Terriër deed zo zijn intrede bij de familie Smits.En die familie Smits kom ik precies 40 jaar later tegen als auteurs van het boekje ‘De Terriërs’: J.W. Smits en J.M. Smits-van Duyn. Geen wonder dat die mijnheer van de textielfabriek zijn jas wilde ruilen voor een Tibetaanse Terriër. Wie de man met de gekregen winterjas is, zal wel nooit bekend worden. Of toch?
VERLEGEN
Ondanks zijn schofthoogte van tussen de 35 en 40 centimeter maakt de Tibetaan een ietwat robuuste indruk. Hij heeft een bovenvacht (lang, recht en golvend) en een ondervacht (fijn en wollig). Bij de vacht zijn in principe alle kleuren toegestaan met uitzondering van chocoladebruin, lever of merle.In Tibet groeien de haren in de winter tot een lange, dikke vacht. In het voorjaar en de zomer wordt hij, net als een schaap, geschoren. Hun behaarde staart wordt in een krul, net als bij de andere Tibetaanse rassen, over de rug gedragen.Er zijn in Nederland nu maar liefst drie rasverenigingen: de Eerste Gezelschapshonden Club Nederland, de Rasvereni-ging de Tibetaanse Terriër en de oudste club (1979) de Tibetaanse Terriër Club Nederland (zie kader). Hoewel de Tibetaan waaks is, is hij wat verlegen tegenover vreemden. Hij is enorm gesteld op zijn eigenaar en, niet graag alleen. Een puppycursus is aan te bevelen en als hij er fysiek en mentaal aan toe is, zijn gedrag en gehoorzaamheid, flyball, agility etc. echt aan hem besteed. De rasverenigingen hebben elk hun fokreglement en letten daarmee op de gezondheid van het ras. Belangstellenden voor een pup kunnen op de websites van de aangesloten fokkers hun licht opsteken.
Het hele artikel lees je in Onze Hond 2019/2. Wil je nooit meer iets missen van Onze Hond? Neem dan een abonnement.