- Herkomst: Verenigd koninkrijk
- Levensverwachting: 12 tot 16 jaar
- Karakter: Zelfstandig, Intelligent, Brutaal, Zelfverzekerd
- Gewicht: Reu: 7 – 9 kg Teef: 6- 8 kg
- Kleur: Zwart, Tarwe, Blauw, Black & Tan, Grizzle & Tan, Rood
TERRA-TERRAR-TERRIER
Felle en snelle jagertjes
In de negentiende eeuw staat het woord ’sport’ in Engeland gelijk aan ’jacht’. Elke zichzelf respecterende huntsman heeft in zijn groep jachthonden, naast de Otter Hounds of de Fox Hounds, ten minste twee, drie terriers. Deze kleine, felle en snelle jagertjes achtervolgen het wild tot in diens hol, terwijl ze luid blaffend de jagers aangeven waar de buit zich bevindt. Omdat deze terriers niet alleen jagen op vossen en dassen, maar ook op wezels, bunzings, hazen en konijnen en uitstekende vernietigers van muizen, ratten en ander ongedierte zijn, worden ze gezien als allround sporting dogs. Dat verklaart een deel van hun grote populariteit. Opmerkelijk is dat terriers in de achttiende eeuw ook populaire huishonden zijn. De befaamde Engelse auteur William Taplin (circa 1750-circa 1830) schrijft dat hij sinds 1780 twee of drie terriers gewoon als huishond heeft.
English broken haired Black and Tan
Het Engelse Lake District, een merengebied in het graafschap Cumbria, is bergachtig, waterrijk en soms ruig. Alle bergtoppen in Engeland die hoger dan 900 meter zijn liggen in dit gebied, dat sinds 2017 op de UNESCO-Werelderfgoedlijst staat. Gedeelten van het Lake District maken sinds 1895 deel uit van de National Trust, die als doelstelling het behoud van plaatsen van historisch belang of natuurlijke schoonheid in Engeland, Wales en Noord-Ierland heeft. De voorouders – en/of voorlopers – van de Lakeland Terrier, wiens naam uiteraard is afgeleid van het Lake District, staan in vroeger jaren bekend als Patterdale Terrier of Fell Terrier, Elswater Terrier, Reedwater Terrier, Innerdale Terrier, Ullswater Terrier, Coquetdale Terrier, Westmoreland Terrier en Cumberland Terrier. En wellicht vergeet ik er nog een paar. Na 1928 verdwijnen deze lokale namen grotendeels, met uitzondering van de Patterdale of Fell Terrier, die tot op de dag van vandaag worden gefokt en gebruikt voor de jacht. De meest genoemde voorvader van de Lakeland Terrier is de Old English Broken Haired Black and Tan Terrier. Ook de Welsh Terrier en de Ierse Terrier danken een deel van hun bestaan aan dit type. Een terrier waarvan het niet zo voor de hand ligt dat hij een bijdrage aan de ontwikkeling van de Lakeland heeft geleverd, is de Bedlington Terrier. Volgens Walter Hutchinson’s Dog Encyclopaedia, uit de jaren dertig, zijn de kenmerken van de Bedlington dan nog steeds te zien. Bij voorbeeld zachte grijs-blauwe haren op het hoofd of lange, heel dunne oren. In de jaren dat slechts enkele terriertypes al gescheiden worden gefokt en tentoongesteld, wordt de rest op een show ingeschreven als Coloured Working Terriers. Die groep moet zich nog uitkristalliseren.
Onontwarbare kluwen
Net als bij veel andere terriers heeft het uiterlijk van de (latere) Lakeland Terrier te maken met het werk waarvoor hij is bedoeld. Zo is een harde vacht met een goede ondervacht een must; in het Lake District kunnen de weersomstandigheden onbarmhartig zijn en van uur op uur veranderen. Ook beenlengte speelt een rol, want met wat langere benen kan een terrier makkelijker ergens in of uit klauteren. In eerste instantie worden de kleine black en tan terriers in het Lake District gefokt door arme boeren of boerenarbeiders; in de zeventiende en achttiende eeuw ziet men hen vaak bij een Foxhound- of Otterhoundmeute. Ook mijnwerkers, kruitwerkers, kuipers en kleine handelslieden laten zich bij het jagen – vaak een synoniem voor stropen – op vossen, konijnen en ander klein wild vergezellen door hun terriers. Jagen is een sport, maar zeker ook een aanvulling op het karige inkomen. En, we moeten niet vergeten dat vossen bij de boeren, vaak eigenaars van schaapskuddes en pluimvee, ware slachtingen kunnen aanrichten. Moedige en vasthoudende terriers zijn dan goud waard. Tot aan de wisseling van de negentiende naar de twintigste eeuw vormen de jachtterriers in Groot-Britannië een onontwarbare kluwen van kleuren, vachtstructuren, groottes en koptypes. En omdat er nog geen centraal stamboek is, zal het even duren voordat zich uit deze groep aparte, geregistreerde terrierrassen gaan ontwikkelen.
Dame van het eerste uur
Met de organisatie van de eerste echte hondententoonstelling (1859) en de oprichting van The Kennel Club (1873) wordt een grote stap gezet in de rashondenfokkerij. De scheiding tussen werktype en showtype is dan al ingezet. Tegenstanders van tentoonstellingen mopperen dat er terriers in de ring verschijnen die nog nooit een vos hebben gezien. Net als bij de ontwikkeling van de Engelse jachtspaniels, worden er, op weg naar het fokken van aparte terrierrassen, nog vrij lang verschillende types terriers gekruist, voordat men kan spreken van een raszuivere Lakeland Terrier. 1912 Is een belangrijk jaar; fokkers in en om Keswick, Cumbria, besluiten dat het showtype voortaan Lakeland Terrier zal worden genoemd en dat de minder typische exemplaren het moeten doen met de naam Patterdale Terrier. Niet veel later, in 1921, wordt in Whitehaven, Cumbria, de Lakeland Terrier Association opgericht met als eerste president Hugh Lowther, de 5th Earl of Lonsdale. Hij heeft Lakelands in zijn kennel met stambomen die tot zeventig jaar teruggaan.
De eerste taken van de Association bestaan uit het opstellen van een rasstandaard en het aanvragen van een erkenning als apart ras bij The Kennel Club. De Association herbergt ook de Cumberland, Fell, Innerdale, Patterdale en Westmoreland Terriers. De erkenning van de Lakeland Terrier komt er, in 1928. In hetzelfde jaar wordt de eerste kampioenschapstentoonstelling voor de Lakeland georganiseerd, in Crystal Palace in Londen. De drie ingeschreven Lakelands zijn eigendom van Mr. Paisley uit Keswick. Een dame van het eerste uur is Mrs. Alice Graham Spence, die in 1929 haar eerste CC (kampioenschap) wint met Ch. Egton Lady of the Lake. Mrs. Graham Spence besteedt zo’n halve eeuw, tot aan haar overlijden in 1949, aan het fokken en tentoonstellen van Lakeland Terriers, die zij in de eerste periode Patterdale Terriers noemt. Een tweede naam uit deze jaren is die van Mr. Harrison Tweedie; in 1929 wint hij – samen met Mrs. Graham Spence – zijn eerste CC met Ch. Evergreens Double. Beiden honden worden later Show Champion. Ook de naam van Mr. J.J. Crellin moet worden genoemd; hij is de eigenaar van Crab of Wastwater en Vic of Wastwater, wiens namen veelvuldig in de stambomen van oude Lakelands voorkomen.
Landelijke bekendheid
Een andere fokker uit de tijd van Mrs. Alice Graham Spence is Tom Meageen. Hij bezit honden uit de Oregill kennel maar verandert die naam in Mockerkin. Het drietal Mockerin Mike, Mockerin Mac en Mockerin Marquis is bij iedere Lakeland liefhebber bekend. Tot slot Bob Gibson (Kinniside), die met onder andere zijn teef Ch. Lady of Kinniside landelijke bekendheid geniet. Beide fokkers blijven actief in de Tweede Wereldoorlog en ook daarna. Er kunnen nog tientallen namen van fokkers en honden worden genoemd uit deze periode, maar er moet een keuze worden gemaakt. In 1932 wordt een tweede club opgericht: de Lakeland Terrier Club (LTC). Lady Ankaret Jackson (1900-1945; officieel Ankaret Cecilia Caroline Jackson, geboren Howard) is een dochter van de 10th Earl of Carlisle en wordt de eerste president. De nieuwe club past de rasstandaard op kleine punten aan en werkt samen met de Lakeland Terrier Association.
Met twee rasverenigingen en een behoorlijk aantal fokkers ziet de toekomst van de Lakeland Terrier er dan rooskleurig uit. Ja, er worden in de jaren dertig nog steeds andere terriers bij de Lakeland fokkerij gebruikt, zoals bij voorbeeld de draadharige Fox Terrier, die voor de zo gewenste harde vacht moet zorgen. Ook de Welsh Terrier is gebruikt – zoals een kenner cynisch schrijft – not for maintaining its original working type but improving the breed for a smarter more exaggerated terrier. (… niet om het originele werktype te behouden maar om het ras te verbeteren in een knappe, meer overdreven terrier.) Waarbij verbeteren tussen aanhalingstekens staat… De toon is gezet; het resultaat van deze kruisingen is een Lakeland met een Fox Terrier hoofd en het diep mahonie kleurige tan van de Welsh Terrier. Ook ziet men Lakelands met korte benen en een korte rug, ongeschikt voor het werk waarvoor ze ooit zijn gefokt. Een van de gevolgen is ook dat de honden van sommige oudere fokkers er in de show ring ouderwets uitzien. Dat geldt uiteraard niet voor de teef Ch. Rogerholme Recruit van Bill Rogers en Ch. Stingray of Derryabah van Mr. Wilf en Mrs. Betty Postlewaite, die in respectievelijk 1963 en 1967 Best-in-Show op Crufts worden. De laatstgenoemde, maar nu in eigendom van Mr. & Mrs. James A. Farrell Jr., wordt in 1968 Best in Show op de Westminster Kennel Club Dog Show in New York.
Het eerste nest in Nederland
Dit is het juiste moment om de historie van de Lakeland te verleggen naar Nederland. In 1936, 15 jaar na de oprichting van de Engelse Lakeland Terrier Club, worden de eerste twee Lakelands geïmporteerd door mevrouw Henriëtte Frederique Suzanne Baronesse Schimmelpenninck van der Oye-Huyssen van Kattendijke (1882-1956), woonachtig in Doorn. De reu Turk of Cathra (1930) en de teef Trigger (1935) zorgen in 1936 voor het eerste in Nederland geboren nest Lakeland Terriers (van Klaarwater), dat bestaat uit 2 reuen en 3 teven. De barones herhaalt deze combinatie in 1938 met als resultaat 2 reuen en 2 teven. In 1948, op de tentoonstelling in Breda, lezen we voor het eerst over de Lakeland Terrier: de reu Laurel Bank Sandy, eigendom van mevrouw M. Fisher. De ouderen onder ons zullen de naam van de keurmeester op deze show kennen: Frans Heerkens Thijssen, die tot ver over de grenzen grote bekendheid geniet als fokker van Welsh Terriers. Met als kennelnaam Brooklyn Moor zullen de heer en mevrouw Vigeveno vanaf de jaren zestig voor een deel het gezicht van de Lakeland Terrier in Nederland bepalen. De reu Brooklyn Moor Wisdom wordt op de Winner Show in 1965 op één na beste van de gehele tentoonstelling. Deze reu wordt uiteindelijk Nederlands, Duits, Belgisch en Luxemburgs Kampioen. Meer dan tien Lakelands uit de Brooklyn Moor kennel bereiken de top op tentoonstellingen. In 1968 volgt de oprichting van de Nederlandse Lakeland Terrier Club, een actieve rasvereniging met veel verschillende activiteiten.
All the more tragic
In een artikel met beperkingen voor wat betreft de hoeveelheid woorden, kan de Lakeland geschiedenis in Nederland maar fragmentarisch worden beschreven. Een kennel die echter niet mag ontbreken in dit verhaal is de Highflyers Terrier kennel van Jan Albers. Daar worden niet alleen Lakelands gefokt maar ook vijf andere terrierrassen: de Airdale Terrier, Welsh Terrier, Norwich Terrier, Australian Terrier en Norfolk Terrier. De basis van Albers‘ Lakeland fokkerij bestaat uit een aantal teven van hoge kwaliteit, bij voorbeeld Highflyer’s Wish Me Luck en Highflyer’s Call Me Madam. Fokker Jan Albers heeft niet alleen een goede hand van fokken maar ook van importeren. In 1973 komen de reu Rikoshay Caesar en de teef Mervyn’s Choice of Groveview, in 1978 gevolgd door de teef Classicway Cymry Ges en in 1979 door de reu Foxden Red Rover. Tot aan de eeuwwisseling volgt nog een tiental importen met als gevolg dat de Highflyers kennel een basis heeft om het ras te behouden en uit te bouwen. Behalve fokken en importeren is Jan Albers ook in het bestuur van de rasvereniging actief – hij is nu vice-voorzitter – en bij de organisatie van sociale evenementen kan men op hem rekenen.
Meer dan 80 importhonden hebben vanaf de jaren dertig tot aan de vorige eeuwwisseling het bestand van de Lakeland Terrier in Nederland aangevuld. Van 2010-2013 worden er in Engeland meer dan 200 nesten per jaar gefokt; in 2017 en 2018 respectievelijk 196 en 139. Het feit dat The Kennel Club de Lakeland Terrier heeft geplaatst op de lijst van kwetsbare rassen – the List of Vulnerable Native Breeds – maakt het, zoals de Engelsen zeggen, all the more tragic.