In oude geschriften, documenten en boeken of op prenten en schilderijen is de geschiedenis van honden vastgelegd. En dan vooral het werk dat ze doen. Meegaan op jacht, het drijven en hoeden van een kudde, het bewaken van huis en hof en het gezelschap houden van de mens. Elke maand gunt ONZE HOND de lezer een inkijkje in de rijke historie van een rashond. Deze maand de Golden Retriever.
- Herkomst: Schotland
- Levensverwachting: 10 tot 12 jaar
- Karakter: Betrouwbaar, Intelligent, Aardig, Vriendelijk, Zelfverzekerd
- Gewicht: teef: 25–32 kg, reu: 30–34 kg
- Hoogte: teef: 51–56 cm, reu: 56–61 cm
- Schofthoogte: reu: 56–61 cm; teef: 51-56 cm
Russische circushonden
De Golden Retriever is zonder enige twijfel een van de meest bekende, zo niet het bekendste hondenras. De ontstaansgeschiedenis van het ras is, dankzij de vele documentatie, vrij eenvoudig terug te vinden. Maar toch doen verschillende verhalen de ronde. Onder andere het verhaal in het Book of the Golden Retriever (1932) van Mrs. Winnifred M. Charlesworth. Haar theorie is als volgt: Een Schotse edelman, Sir Dudley Coutts Marjoribanks (1820-1894), sinds 1881 Lord Tweedmouth, zou acht Kaukasische schepershonden hebben gezien in een reizende circusshow in Brighton; hun vachten in kleur variërend van crème tot licht biscuit. Sir Dudley zou ze alle acht hebben gekocht en hebben meegenomen naar zijn estate ‘Guisachan’ in Invernes-shire (Schotland), die hij sinds 1854 in bezit heeft.
De juiste versie is dat Sir Dudley met zijn zoon door Brighton wandelt en Nous tegenkomt – a handsome Young yellow retriever – eigendom van een schoenlapper in de stad. Die schoenlapper heeft, op zijn beurt, Nous als puppy gekregen van Obed Miles, gamekeeper op de estate van Lord Chichester; dit ter vereffening van een rekening.
Het bestaan van een troep Russische circushonden wordt door de meeste auteurs van tafel geveegd. Onder anderen door Giles Fox-Strangways, de 6th Earl Ilchester (1874-1959), die in 1952 een groot artikel – The origin of the Golden Retriever – in Country Life schrijft. Sir Dudley is een broer van zijn grootmoeder en Giles heeft diens stamboek en de notities mogen bestuderen.
Wat daaruit blijkt is dat alleen Nous, de in 1864 geboren gele retriever met een golvende vacht, is gekocht. Hij is geboren uit twee zwarte retrievers en is de enige gele in het nest. Op zich is die gele kleur al heel bijzonder, want gele retrievers komen in Schotland niet of nauwelijks voor, behalve later bij de Tweedmouth en Ilchester families.
In het stamboek van Sir Dudley, dat hij bijhoudt vanaf 1835, staat: Lord Chichester’s Breed. Pupped June 1864. Purchased in Brighton.
Typische golden retrievers
In 1868 wordt Nous gepaard aan Belle, waarover Sir Dudley’s stamboek zegt: Belle – Ladykirk Breed 1863 – bred at Ladykirk from D. Robertson. D. Robertson is een neef van Sir Dudley en een Member of Parliament. In de literatuur wordt Belle een Tweed Spaniel, Tweed Water Spaniel of Ladykirk Spaniel genoemd. Afbeeldingen van de Tweed Water Spaniel zijn uiterst zeldzaam. Wat hun uiterlijk betreft, lijken ze op een kleine retriever, dus zo vreemd is die combinatie met Nous helemaal niet. Het geeft meteen ook een antwoord op de vraag hoe het komt dat in de eerste generatie al typische gele Golden Retrievers worden gefokt.
Uit de combinatie van Nous x Belle worden drie gele retrievers geboren: Cowslip, Crocus en Primrose.
Crocus wordt cadeau gegeven aan Edward Marjoribanks, Sir Dudley’s zoon, en Cowslip en Primrose blijven bij hun fokker.
In 1872 wordt de combinatie van Nous en Belle herhaald en daaruit wordt o.a. Ada geboren. Ada wordt cadeau gedaan aan Henry Edward Fox-Strangways, 5th Earl of Ilchester. Hij is de vader van Giles Stephan Holland Fox-Strangways, 6th Earl of Ilchester, de man die in 1952 het artikel in Country Life schrijft. Retrievers uit de Ilchester lijn krijgen later het prefix Melbury.
Er bestaan foto’s van Nous, die echter zo slecht van kwaliteit zijn dat ze niet kunnen worden afgedrukt bij dit artikel. Op één na, een foto van gamekeeper Simon Fraser, met Nous aan zijn voeten. Er is heel duidelijk op te zien dat Nous een forse Golden Retriever is, met een zwaar hoofd.
Een tweede, uiterst belangrijke afbeelding is een olieverfschilderij dat Henry Graves in 1873 maakt van de 5th Earl Ilchester. Naast hem, met zijn voorpoten op de knieën van haar baas, zit Ada (Nous x Belle), geboren uit een zgn. ‘repeat mating’ en zonder enige twijfel ook al een echte Golden Retriever. Dit schilderij is in privébezit en is slechts te zien geweest in 2009, als The Kennel Club een expositie in haar Art Gallery in Londen houdt.
Tweed spaniel
Sir Dudley’s Cowslip wordt in 1873 gedekt door een andere Tweed Water Spaniel, Tweed genaamd. Hieruit wordt Topsy geboren. In 1875 wordt Cowslip weer gedekt, nu door een Ierse Setter reu, Sampson genaamd, en daaruit stammen Jack en Jill.
Topsy, uit de eerste dekking van Cowslip, wordt in 1877 gedekt door de zwarte Retriever reu Sambo, die een golvende vacht heeft. De teef Zoë wordt hieruit aangehouden voor de fokkerij en de reu Jack wordt de vader van Zoë’s eerste nest. Jack is de zoon van Zoë’s grootmoeder Cowslip. Uit deze paring stammen de reu Nous II en de teef Gill II (1884). Ook Gill II wordt gedekt (1887) door een zwarte Retriever, wederom met een golvende vacht en met de naam Tracer; nu is er sprake van een outcross. Uiteraard wordt er in die eerste jaren straffe lijnteelt en inteelt toegepast. Zo verschijnen Cowslip en Tweed drie keer in vier generaties. Het is dé manier om in een paar generaties het type vast te leggen.
Het bovenstaande is allemaal zo precies bekend dankzij Lord Tweedmouth’ stamboek, dat hij tot 1890 heeft bijgehouden. Daarin legt hij niet alleen de namen van zijn honden vast, maar ook hun herkomst. Helaas vermeldt hij meestal niet de kleur van de honden. Dan bestaat er nog een document, in Sir Dudley’s eigen handschrift en daterend van na 1884, waarin hij de nesten van ‘Belle’ en ‘Tweed’ heeft genoteerd. Stamboekhouding àvant la lettre.
Zo verschijnen Cowslip en Tweed drie keer in vier generaties
Grensstreek
Hoe zou die Tweed Spaniel er precies hebben uitgezien? Het zelfde als de oude Engelse Water Spaniel, die we van schilderijen kennen? Of is hier sprake van een aparte, locale variëteit? Ik heb een paar afbeeldingen van een Tweed Spaniel kunnen vinden maar helaas geen ‘ooggetuige’ beschrijving. Zeker is dat deze honden vrijwel uitsluitend voorkomen in de grensstreek tussen Engeland en Schotland. Hun vachten zijn leverkleurig en krullerig. Leverkleurig moet hier ruim worden geïnterpreteerd; ook zandkleurig, fawn en bruinachtig worden zo aangeduid. Een prent uit 1864, getekend door John Charlton, toont een hond van een spaniel/retriever type, krullerige vacht, lange staart en een eend in de bek. Dit zou, volgens de overlevering, een afbeelding van een Tweed Spaniel moeten zijn. Er is sprake van enige gelijkenis met de Ierse Water Spaniel. Zowel ‘Stonehenge’ in ‘The Dog’ (1859) als H. de la Blanchère (1875) beschrijven de Tweed Spaniel als een klein type retriever. Anderen beweren dat hij gewoon een variëteit is van de huidige Ierse Water Spaniel en weer anderen gaan er vanuit dat het afstammelingen zijn van Water Spaniels die aan de Engelse oostkust, voorkomen. Wat die eventuele relatie met de Ierse Water Spaniel betreft: de Tweed Spaniel heeft een schedel die puntiger is en een zwaardere voorsnuit.
In 1868 werd het eerste nest Golden Retrievers gefokt
Hoe dan ook, de reden om de Tweed Spaniel te kruisen met de gele retrievers is de wens om een hond te krijgen die aangeschoten wild op grote afstand én in het water kan opzoeken. Meer dan twee of drie kruisingen tussen de Tweed Spaniels en de Retrievers zijn er op ‘Guisachan’ niet geweest en alle geschiedschrijvers komen niet verder dan met de vermelding dat de Tweed Spaniel is uitgestorven.
Bloedhond
Met een zekere regelmaat gebruikt Sir Dudley een zwarte retriever met een golvende vacht. Meer dan twintig jaar past hij lijnteelt toe op de teef Cowslip met de bedoeling… a sound hunting yellow retriever te fokken. Op de vraag waarom er geen pups met een zwarte vacht worden geboren bij Sir Dudley moeten de geleerden het antwoord maar geven.
In 1890 wordt er een zandkleurige Bloedhond ingekruist om de speurzin te vergroten. Een succes is het niet; sommige nakomelingen zijn te groot en andere vertonen tekenen van agressie. In 1894 overlijdt Sir Dudley, inmiddels overal aangeduid als Lord Tweedmouth, en wat er met al zijn honden gebeurt, is niet tot in detail bekend. Behalve dan dat de Vicomte d’Harcourt twee honden uit de Tweedmouth kennel krijgt en daarmee een lijn opbouwt met als kennelnaam Culham. Andere kennels die in deze periode bekendheid krijgen zijn Ingestre en Normandy. D’ Harcourt begint onmiddellijk met het tentoonstellen van de gele retrievers en men zeg dat hij het voorvoegsel ‘Golden’ heeft bedacht.
De naam van kolonel William le Poer Trench moet ook bij de historie van de Golden worden genoemd. Hij bezit een aantal honden dat is gefokt op ‘Guisachan’ en zijn obsessie met het verhaal van de Russische/Kaukasische honden is zo groot dat hij een reis naar de Kaukasus maakt, op zoek naar retrievers. Daar belooft men hem een dergelijke ‘schaapshond’ voor hem te gaan zoeken. Hij laat geld achter maar de hond is (natuurlijk) nooit gestuurd.
In 1903 worden de eerste Goldens bij The Kennel Club ingeschreven. In 1911 wordt de Golden Retriever Club of England opgericht.
De golden in Nederland
Net zomin als het mogelijk is om alle vooraanstaande Engelse kennels te noemen, geldt dat ook voor de Golden Retrievers in Nederland. De eerste importen, vrijwel uitsluitend bedoeld voor de jacht, komen dankzij Jhr. P. Quarles van Ufford en J. Wilson naar Nederland. Zij komen uit de dan vooraanstaande Engelse kennels ‘Noranby’, ‘Avishay’ en ‘Heydown’. Tot de jaren dertig van de vorige eeuw blijft de Golden voornamelijk bekend in jagerskringen. Kennels van het eerste uur zijn van Staverden, van de Harstenhoek, Britannic, Deyne Hiem, van het Ketelmeer en Sparrenrode. Na de Tweede Wereldoorlog zijn het de teven Pennard Golden Garland, Pennard Golden Genista, Kamp. Chiquita van Staverden, Echo of Ulvin en Happy Lass of Ulvin die zowel in de showring als op veldwedstrijden succes hebben. Pas in de jaren vijftig begint de echte ontwikkeling van het ras.
In 1956 wordt de Golden Retriever Club Nederland (GRCN) opgericht, die voorlichting geeft over alle aspecten van het ras. Veel is er al gezegd over de juiste kleur van de Golden Retriever. De rasstandaard zegt: Elke tint van goud tot roomkleur, maar geen rood of mahonie.
Een van de aantrekkelijke punten van de Golden is het temperament, dat als gemoedelijk, vriendelijk en vol zelfvertrouwen wordt omschreven. Met karaktereigenschappen als volgzaam, intelligent en met een natuurlijke werkaanleg is het niet verwonderlijk dat dit ras ook in Nederland een enorme populariteit geniet.
FAVORIETE GOLDENs
Ex-president Gerald Ford, George Clooney en Oprah Winfrey hebben Golden Retrievers; de bekendste eigenaren van het ras zijn echter de leden van de First Family van India, te beginnen met Jawaharlal Nehru. Zijn kleinzonen Rajiv en Sanjay Ghandi groeien op met de Golden Retriever Madhu. Ook Nehru’s dochter, de latere Prime Minister Indira Ghandi, heeft Golden Retrievers, zowel als gezelschapshond als voor de bewaking. Rajiv Gandhi’s teef Toffee, wordt gedekt en krijgt zes pups. Sonia Ghandi en haar dochter Priyanka houden ze allemaal: Sona, Patchy, Peppy, Rehsma, Lassie en Snoopy. Als Toffee moet inslapen, krijgt ze een groots afscheid met gebeden, offers en heilig water uit de rivier de Ganges. Patchy, de favoriete Golden van Rahul Ghandi (de zoon van Rajiv) wordt met 15 jaar de oudste in het nest. Priyanka Ghandi blijft het ras trouw en koopt rond de eeuwwisseling Simba, een Golden Retriever puppy.
tekst: Ria Hörter, foto’s Alice van Kempen
NB. Alle pogingen zijn in het werk gesteld om namen van fotografen van foto’s te achterhalen. Dit is niet altijd gelukt. Wie rechten op afbeeldingen meent te hebben kan contact opnemen met de auteur: horter@tiscali.nl