Met het oog van een kunstenaar wordt, door de eeuwen heen, het uiterlijk van honden vastgelegd. Of het nu de 14de-eeuwse graveurs zijn, 18de-eeuwse schilders of fotografen in onze tijd, zij laten honden door hún ogen zien. ONZE HOND kijkt naar de uiterlijke ontwikkelingen van (ras)honden door de eeuwen heen. Niet langs afgesleten paden maar off the beaten track, met een vleugje historie voor het goede begrip.
De Newfoundlander heeft zijn naam te danken aan het gelijknamige eiland in de Atlantische Oceaan voor de oostkust van Canada.
Ten noorden van New Foundland (Nieuw gevonden land) ligt de Canadese regio Labrador, ooit de bakermat van de Labrador Retriever. Over het algemeen neemt men aan dat de Labrador en de Newfoundlander ooit dezelfde voorvaderen deelden.
Voornamelijk Engelsen, Basken en Fransen bevissen in de 18de eeuw de walvisrijke wateren van Canada. Hebben zij dogachtige honden van het ‘New Foundland type’ meegebracht, vooral na 1780, naar Europa? Of kan het omgekeerde hebben plaatsgevonden? Zouden er bij de Britse kolonisatie van Newfoundland (1583) honden vanuit Engeland, van het type hofhond, ‘slagershond’ en trekhond, zijn meegenomen naar Newfoundland? Het gaat dan in beide gevallen om grote wit-zwarte honden.
Als die wit-zwarte zeldzaam worden, begint de export van zwarte ‘Newfoundlanders’ naar Europa. Die zijn beduidend kleiner dan de wit-zwarte; het verschil in schofthoogte bedraagt zo’n 10 tot 15 cm. Zie hier twee theorieën over de oudste historie van de Newfoundlander.
Na 1907 komen er nog nauwelijks honden van Newfoundland; de ontwikkeling van het ras vindt voornamelijk in Engeland, Frankrijk en Duitsland plaats. Een bijkomstigheid is dat in die periode veel andere grote, wit-zwarte en zwarte boerenhonden van dit type van de ene dag op de andere ook Newfoundlanders worden genoemd.
Getrouwe weergave
De visuele geschiedenis begint in 1782 met een afbeelding in Histoire Naturelle, générale et particulière, avec la description du Cabinet du Roi, een uit tientallen delen bestaande encyclopedie, die verschijnt onder redactie van de Fransman Georges-Louis Leclerc, graaf de Buffon.
Tientallen afbeeldingen volgen; de meeste in 18de- en 19de-eeuwse boeken. Bijvoorbeeld de houtgravures van de Engelsman Thomas Bewick (1753-1828), die een bijna witte hond met wat zwart in de vacht en aan de kop tekent. Deze hond komt direct uit Newfoundland en Bewick’s tekening wordt algemeen gezien als een getrouwe weergave van de 17de-eeuwse werkelijkheid. Bewick beschrijft de Newfoundlander als … web footed, could swim extremely fast, dive with great ease, and bring up any thing from the bottom of the water. Geen wonder dat dit ras carrière maakt als mensenredder; de verhalen over en de prenten van legendarische reddingen zijn legio.
In Hugh Dalziel’s Britsh Dogs (1897) staat een afbeelding waarop de Newfoundlander direct is te herkennen. Het puntige hoofd van een eeuw geleden heeft plaatsgemaakt voor een: …een massief hoofd, een brede schedel met licht gewelfd schedeldak en sterk ontwikkelde achterhoofdsknobbel. Wel laat deze afbeelding een hoofd zien dat wat klein is in verhouding tot het lichaam.
Indianenverhalen
Pas in de tweede helft van de 19de eeuw doet de naam Landseer zijn intrede, uitsluitend voor de wit-zwarte Newfoundlanders. Die naam dankt het ras aan de 19de-eeuwse schilder, etser en beeldhouwer Sir Edwin Henry Landseer (1802-1873). Een kunstschilder met een grote productie; alle Newfoundlanders die hij schildert hebben een witte vacht met zwarte aftekeningen.
Het is verwarrend, want in bijna alle 19de-eeuwse teksten en afbeeldingen worden beide namen gebruikt. Als het om wit-zwarte honden gaat zijn dat Landseer Newfoundlanders, waarbij Landseer alleen maar een kleuraanduiding is. In 1886, bij de oprichting van de rasvereniging in Engeland, is besloten dat er, behalve de kleur, geen verschil in ras is tussen de Newfoundlander en de Landseer.
De Zwitserse prof. dr. Albert Heim komt in 1928 tot de conclusie dat de zwarte (en bruine) Newfoundlanders en de wit-zwarte Landseer Newfoundlanders twee verschillende rassen zijn. Heim gaat er – ten onrechte – van uit dat de zwarte en bruine exemplaren afstammen van ‘Indianenhonden’ op Newfoundland, terwijl de Landseer afstamt van oude Engelse Mastiffachtige honden, die naar Newfoundland zijn gebracht en wiens nakomelingen twee eeuwen later terugkeren naar Europa.
De Duitse kynoloog Victor Goerttler spreekt in 1978 van ‘twee variëteiten’, die niet alleen een andere kleur hebben, maar ook andere verschillen kennen. Zo is de Landseer groter dan de Newfoundlander, staat hij hoger op de benen en is hij meer kwadratisch gebouwd. De Newfoundlander heeft kortere benen en is meer rechthoekig gebouwd, aldus Goerttler. Wat beide types gemeen hebben, is hun passie voor water.
Poëzieplaatjes
In Engeland is en blijft men van mening dat er bij de Newfoundlander geen andere verschillen mogen zijn dan de kleur. De standaard van 1886 is daar helder over. De historie van de Landseer valt buiten het kader van dit artikel.
In de recente historie gebruikt men Newfoundlanders bij de visvangst. Hij helpt mee met het aan land slepen van vissersnetten, trekt de karren met gevangen vis en volgens sommige auteurs kan hij ook geschoten waterwild apporteren. Soms haalt hij overboord gevallen spullen uit het water en wordt hij door de vissers gebruikt als koerier, van de ene boot naar de andere. Van-
uit deze werkzaamheden is het zoeken naar en redden van drenkelingen ontstaan en vandaag de dag is de Newfoundlander nog steeds een ‘waterwerker’. Hij is een gewaardeerde trekker van karretjes met kinderen erin en een hulp bij de rivierpolitie. Maar ook is hij figurant op honderden ansicht-kaarten en poëzieplaatjes. Het trekken van karretjes als ‘recreatie’ is al oud; een foto van circa 1870 laat dat zien.
Zachtmoedig
In Duitsland wordt in 1893 een rasvereniging opgericht, in Nederland in 1917: Nederlandse New Foundlander Club (NNFC). Een tweede rasvereniging is sinds 2011 de Newf Society. Beide besteden aandacht aan het ras als waterwerker en hebben een door de Raad van Beheer goedgekeurd Verenigingsfokreglement.
De eerste Newfoundlanders die in het Nederlandse Honden Stamboek zijn ingeschreven zijn Ch. Alderman en Black Princess, afkomstig uit Engeland. Tijdens de Eerste Wereldoorlog worden twee Newfoundlanders – Moro en Norman – vanuit Duitsland in Nederland geïmporteerd door mevr. S. Roorda-ten Cate. Een grote naam in de fokkerij is Johan Pieterse, een pionier in de NNFC en auteur van ‘De Newfoundlander hoe hij leeft en wordt gefokt’.
Weloverwogen
De Newfoundlander is nu vooral een, vaak rustige en zachtmoedige, huishond. Maar wel een die wat te doen moet hebben!
Welke kynologische boeken men ook leest, het karakter van de Newfoundlander wordt onveranderd beschreven als vriendelijk, beminnelijk, goedmoedig, aanhankelijk en trouw. Dat is een pluspunt bij de aanschaf, zeker bij een hond die – letterlijk – veel ruimte vraagt. Daarom moet aanschaf van dit ras weloverwogen gebeuren.
Kijken we naar de uiterlijke ontwikkeling van de Newfoundlander, dan zien we dat het altijd al een grote, imponerende hond is geweest. De vacht wordt door de jaren heen langer en dikker en ook de voorsnuit is voller en breder geworden. Beide hebben geen invloed op de gezondheid van de hond.
‘BOATSWAIN’
Een artikel over de Newfoundlander is niet compleet als ‘Boatswain’ niet wordt genoemd. Deze hond wordt in 1803 geboren op Newfoundland en is in 1808 overleden in Engeland. ‘Boatswain’ is overwegend zwart en heeft een witte kraag en witte voeten. Zijn eigenaar, de Engelse dichter Lord Byron, plaatst een indrukkend monument voor hem in Newstead Abbey en schrijft op de graftombe een treurdicht:
Epitaph for a Dog:
‘Op deze plaats rust het stoffelijk overschot van iemand die schoonheid bezat zonder ijdelheid, kracht zonder brutaliteit, moed zonder overmoed en alle deugden van de mens zonder zijn gebreken.’
NEWFOUNDLANDER
Land van herkomst: Canada.
Gebruik: sledehond voor zware vrachten, waterhond, jachthond, gezelschapshond. Eerste rasstandaard: 1886.
FCI-nummer: 50.
Rasstandaard: www.fci.be/en/nomenclature/NEWFOUNDLAND-50.html
Rasgoep: 2 Pinschers, Schnauzers, Molossers en Sennenhonden, sectie 2.2.
Rasvereniging: Nederlandse Newfoundlander Club en The Newf Society.
Websites: www.nnfc.nl en www.thenewfsociety.nl
VERZORGINGSTIPS VAN DE ABHB TRIMSALONS:
Dekharen verdragen een stootje, maar wolharen zijn gevoelig voor klitvorming. Dat verdient frequente controle met de vingers op strengetjes, die het begin vormen van klitten. De wekelijkse borstelbeurt verlangt professioneel borstelmateriaal (activet, les pooch, vraag bij de ABHB gecertificeerde trimmer), en een metalen wijdgetande kam. Wekelijks borstelen doet men met korte borstelhaaltjes vanaf de huid naar de haaruiteinden toe, met de haargroeirichting mee. Dit gebeurt in kleine lagen, van onderaf naar boven toe werkend. Met de eerste drie tanden van een wijdgetande kam verwijdert men beginnende klitjes, en kamt men de strookjes haar allemaal na. Een moderne huid- en vachtsparender methode is uitblazen met een blower. Daarbij verdwijnen losgelaten wolharen en vuil uit de vacht en worden klitten voorkomen. De trimmer zal dit voor thuisgebruik graag demonstreren. In het voorjaar treedt een excessieve onderwolrui op. Dan is een was- en blaasbeurt bij een ABHB trimsalon onmisbaar. De oudste wol wordt daarmee uitgeselecteerd, ‘losgeweekt’ en weggespoeld. De jonge wol blijft gespaard. Zeker als een Newfy gecastreerd is en de vacht zwaarder wordt heeft u de professionele trimmer (www.abhb.nl) nodig. In de nazomer wisselt nog meer vacht en zal de trimmer de vacht veilig opschonen. Zo blijft de huid gezond. Met drie tot zes ‘grote beurten’ per jaar blijft de Newfoundlander in topconditie. Thuisonderhoud blijft wél altijd noodzakelijk.
Er is geprobeerd om alle rechthebbenden op fotomateriaal te vinden. Dit is niet altijd gelukt. Wie meent auteursrechten te bezitten kan contact opnemen met de auteur: horter@tiscali.nl