Rondom het afnemen van gedragstesten bij honden bestaat veel discussie tussen voor- en tegenstanders. Zeker als het gaat om het testen van een hond die een bijtincident heeft veroorzaakt, laaien de gemoederen soms hoog op. Die discussies blijken vaak te ontstaan door misverstanden over het gebruik van gedragstesten. Eén misverstand is bijvoorbeeld dat een gedragstest als een opzichzelfstaand instrument geschikt zou zijn om een inschatting te maken van het risico dat een hond voor de veiligheid van de maatschappij met zich meebrengt. Dit artikel geeft informatie die bijdraagt aan het voorkomen van dit misverstand rondom het gebruik van gedragstesten voor honden.
Gedragstesten voor honden zijn er in vele soorten en maten. Iedere test is ontwikkeld met een specifiek doel en voor een bepaalde groep honden. Onderzoekers gebruiken gedragstesten vaak om beter inzicht te krijgen in bijvoorbeeld de cognitieve vaardigheden van honden zoals het vermogen om problemen op te lossen aan de hand van puzzels en intelligentietestjes. Ook gebruiken ze gedragstesten om te onderzoeken op welke wijze honden mensen waarnemen en of ze bepaalde handsignalen van mensen begrijpen zoals bijvoorbeeld aanwijsgedrag. Organisaties maken gebruik van gedragstesten om te bepalen of jonge honden geschikt zijn om opgeleid te worden tot bijvoorbeeld hulphond of politiehond. Ook voor de selectie van ouderdieren op gewenste gedragseigenschappen is het afnemen van een test een veel gebruikt instrument.
Betrouwbaarheid en validiteit van gedragstesten
Om te weten of het testresultaat het beoogde doel bereikt, zal een gedragstest onderzocht moeten worden op haar kwaliteit. Twee belangrijke begrippen die de kwaliteit van een test bepalen zijn de ´betrouwbaarheid´ en de ´validiteit´. Bij de betrouwbaarheid gaat het om de betrouwbaarheid van de test zelf en daarnaast ook om de betrouwbaarheid van de beoordeling door de gedragsbeoordelaars. Een betrouwbare test zal bij herhaling van de test eenzelfde uitkomst geven. Bij betrouwbare beoordelaars komen de beoordelingen van dezelfde test in hoge mate overeen. Om dat te bereiken is intensieve scholing in het beoordelen van gedrag noodzakelijk. Bij de validiteit van een test gaat het om de geldigheid van de uitkomst, oftewel meet je wat je denkt te meten. De validiteit van een gedragstest is een wat lastig begrip, want deze kan op verschillende manieren worden uitgedrukt. Bijvoorbeeld in het geval van een test met het doel om agressie naar onbekende mensen te meten, is de gedragstest valide als je kunt bewijzen dat de test – met een grote mate van zekerheid – ook werkelijk deze specifieke agressie meet. Maar de validiteit hangt ook af van de voorspellende waarde van een test. Met andere woorden: komt het gedrag dat de hond in de test laat zien overeen met het gedrag van de hond in toekomstige werkelijke situaties in huis of op straat?
In Nederland zijn vier gedragstesten bekend waarvan de kwaliteit wetenschappelijk is onderzocht, of waarvoor onderzoek in volle gang is. Dit betreft: 1. de Asiel-test, 2. de Agressie-test, 3. de MAG-test en 4. de TOP-test. Hieronder zetten wij in het kort op een rij hoe de ontwikkeling van deze testen in Nederland is verlopen.
1. ASIEL-TEST
De Asiel-test is eind jaren ’80 ontwikkeld in opdracht van de Dierenbescherming en bestond uit 22 testonderdelen. Het is de eerste gedragstest in Nederland die onderzocht is op geschiktheid om ongewenst gedrag bij asielhonden te meten (van der Borg e.a. 1991). Het doel van de test was om een betere inschatting te kunnen maken van de gedrags-eigenschappen van een asielhond. Dit om de kans op een succesvolle plaatsing van de hond bij een nieuwe eigenaar te vergroten. Uit de resultaten bleek dat de Asiel-test zeker een meerwaarde had in de voorspelling van het gedrag bij de toekomstige eigenaar vergeleken met de voorspelling door de asielmedewerkers. Door het groot aantal testonderdelen werd de test echter als tijdrovend en (arbeids)intensief gezien. De Asiel-test werd helaas niet doorontwikkeld naar een meer praktisch bruikbare, kortere versie, maar verdween ergens in een bureaulade.
2. AGRESSIE-TEST
Na een drietal dodelijke bijtincidenten met kleine kinderen door honden van het pitbull terriër-type begin jaren ’90, werd de Regeling Agressieve Dieren (RAD) van kracht. Deze regeling hield een houd- en fokverbod in voor pitbull terriërs en pitbullachtigen. Verder gaf het toenmalig Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit (LNV) de opdracht tot de ontwikkeling van een gedragstest om agressie bij honden te meten. Deze Agressie-test, bestaande uit 43 testonderdelen, bekeek één dimensie van de persoonlijkheid van een hond, namelijk de neiging om agressie in te zetten in reactie op menselijke prikkels die als bedreigend worden ervaren. De test werd afgenomen bij 112 honden van het ras American Staffordshire Terrier, Dogo Argentino, Fila Brasileiro en Mastino Napoletano, en een groep honden met bijttraining van de politie en het leger. De test bleek valide om agressief bijtgedrag van honden naar mensen te kunnen meten (Netto & Planta 1997). Echter bij honden met een bekend bijtverleden naar mensen, kwam dit slechts bij 33% als uitslag uit de test. De Agressie-test riep grote emotionele weerstand op bij Nederlandse hondenliefhebbers en heeft daarom geen toepassing in de praktijk gekend.
3. MAATSCHAPPELIJK AANVAARDBAAR GEDRAG (MAG) – TEST
In 1999 maakte het Ministerie van LNV bekend dat zij voornemens was om vier hondenrassen toe te voegen aan de RAD, te weten de American Staffordshire Terriër, de Dogo Argentino, de Fila Brasileiro en de Mastino Napoletano. Voor de Rottweiler was aangegeven dat ‘het licht op oranje’ stond (d.w.z. kans op een houd- en fokverbod). In reactie op deze aankondiging ontwikkelde de Raad van Beheer op Kynologisch gebied in Nederland als alternatief voor de Agressie-test in eigen beheer de Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag (MAG)-test. Deze MAG-test werd in 2001 ingevoerd. Door de verplichting tot het afnemen van deze test voor fokdieren van de hierboven genoemde rassen werd deze toevoeging aan de RAD toentertijd voorkomen. De MAG-test is een screeningstest, die gericht is op het meten van twee gedragseigenschappen die ongewenst zijn bij (de ouders van) (ras)honden, namelijk overmatige angst en overmatige agressie in specifieke situaties. De test bestaat uit 16 testonderdelen, waarvan 8 met en 8 zonder de geleider.
De test wordt buiten op een omheind terrein afgenomen. De uitslag van de test geeft aan of een hond geslaagd of gezakt is voor de test, waarbij voor ieder ras de eigen rasspecifieke normen worden bepaald. Is een rashond gezakt voor de test dan krijgen de nakomelingen van deze rashond geen FCI-erkend afstammingsbewijs ofwel ‘stamboom’ (FCI = Federation Cynologique International). Bij de latere validatie van de MAG- test bleek deze test bruikbaar voor het meten van agressief bijtgedrag naar waarbij voor ieder ras de eigen rasspecifieke normen worden bepaald onbekende mensen buitenshuis, in een niet-territoriale context (Planta & de Meester 2007). Uit onderzoek onder 822 Rottweiler eigenaren is gebleken dat voor de ‘Rottweilers met FCI-stamboom’ waarvan de ouders met behulp van de MAG-test gescreend waren, significant minder angst en agressie gerelateerde gedragingen werden gerapporteerd dan voor de Rottweiler zonder stamboom (zgn. look-a-likes) waarvan de ouders niet waren gescreend door de MAG-test (van der Borg e.a. 2017). Het inzetten van een gedragstest als onderdeel van het fokbeleid voor honden is dus van nut om socialere nakomelingen te krijgen.
4. TOP-TEST OFWEL TYPERING OMTRENT PERSOONLIJKHEID – TEST
Uit de uitgebreide evaluatie van de MAG-test door Wageningen Universiteit in opdracht van het ministerie van Economische Zaken (voorheen LNV) bleek het noodzakelijk om een aantal aanpassingen door te voeren om de kwaliteit van de gedragstest verder te verbeteren (van der Borg e.a. 2010). Deze noodzaak kwam onder meer voort uit een lage uitkomst voor de meting van agressief bijtgedrag. Van alle honden, die volgens de eigenaar ooit iemand hadden gebeten, bleek slechts 33% in de MAG-test bijtgedrag naar mensen te laten zien. Deze waarde kwam overeen met de gevonden waarde voor de Agressie-test. Zeer waarschijnlijk was bij deze 33% sprake van angstgerelateerde agressie en werden in de test andere typen agressie slecht of niet gemeten. Een belangrijk verbeterpunt was daarom om de test ook geschikt te maken voor het meten van andere vormen van agressie, zoals predatieagressie (prooivanggedrag), hond-hond agressie en voergerelateerde agressie. Een ander belangrijk verbeterpunt lag in het scoren van de verschillende angstgedragingen van de hond tijdens de test.
De grote variatie tussen de gedragskeurmeesters van de Raad van Beheer ten aanzien van het scoren van dit angstgedrag maakte de testuitslag minder betrouwbaar. Daarom was een aanpassing noodzakelijk in de wijze waarop de gedragskeurmeesters angstgedrag beoordeelden. Bovendien zou toekomstig validatie-onderzoek nog moeten uitwijzen of de MAG-test ook in staat is angstgedrag in voldoende mate te meten, iets waar deze test in eerste instantie niet voor was ontwikkeld. Tot slot wees de evaluatie uit dat het informatiever voor eigenaren en fokkers is om een uitgebreider verslag van het geobserveerde gedrag van de hond te krijgen, dan enkel de testuitslag ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’.
Verder onderzoek naar de MAG-test wees uit dat een inkorting van het aantal testonderdelen wenselijk zou zijn om honden zo kort mogelijk bloot te stellen aan mogelijk te spannende situaties. Ook de standaardisatie, dat wil zeggen de nauwkeurigheid waarmee testonderdelen steeds op dezelfde manier uitgevoerd worden, bleek sterk verbeterd te kunnen worden door sommige testonderdelen te vereenvoudigen of aan te passen. De onderzoekers van Stichting Bestgetest zijn deze uitdaging aangegaan en hebben op basis van de genoemde verbeterpunten, verdere evaluaties en pilotstudies de TOP-test ontwikkeld. De TOP-test is een korte gedragstest van ongeveer 15 minuten, die bestaat uit 13 testonderdelen, waarvan 7 met en 6 zonder de geleider. Het testresultaat bestaat uit een gedragsprofiel in kleur van 8 gedragseigenschappen van de hond.
Deze gedragseigenschappen zijn onderdeel van vijf persoonlijkheidsdimensies die gevonden zijn bij honden op grond van de analyse van de uitkomsten van gedragstesten (Svartberg 2005), te weten: speelsheid, neiging tot najagen, bangheid (angst), sociabiliteit en agressiviteit. Recentere onderzoeken tonen aan dat drie persoonlijkheidsdimensies bij honden goed te meten zijn, namelijk bangheid (angst), sociabiliteit en agressiviteit. De leden van het TOP-testteam hanteren een nauwkeurig uitvoerings- en gedragsprotocol. Ze zijn getraind in zowel het uitvoeren van de TOP-test als de beoordeling van het gedrag van de honden tijdens de test. Standaardisatie van de test staat hierbij voorop, een vereiste om te komen tot een valide en betrouwbaar testresultaat. Bovendien maakt optimale standaardisatie ook de onderlinge vergelijking van honden(rassen) mogelijk. De onderzoekers van Stichting Bestgetest bewaken niet alleen de kwaliteit van de TOP-test, maar zetten hun kennis en ervaring ook in om gedragstesten voor honden verder te verbeteren.
Zijn deze testen geschikt voor een risico-inschatting?
Bovenstaande gedragstesten hebben ieder hun eigen specifieke testdoel. Echter deze testen op zichzelf maken géén inschatting van het risico dat een hond voor de veiligheid van de maatschappij met zich meebrengt. Bij een zogenoemde risico-inschatting wordt bij een hond die een bijtincident heeft veroorzaakt bepaald wat het mogelijke toekomstige gevaar is dat een hond vormt voor de maatschappij en zijn leefomgeving. Zo’n inschatting is alleen mogelijk door een zorgvuldige afweging van een groot aantal factoren. Factoren met betrekking tot de hond die meewegen zijn onder meer de neiging om zelfstandig het bijtgedrag uit te voeren, het type agressie dat de hond vertoont, zijn bijtverleden en de wijze van bijten (enkele of meerdere beten, al dan niet met schudden en scheuren) en de toegebrachte schade aan mens of dier. Als de hond eerder heeft gebeten is daarbij ook de situatie waarin het bijtincident heeft plaatsgevonden van groot belang. Ook de gezondheid van de hond is een belangrijke factor om onder andere agressie door pijn uit te sluiten.
Samen met de mogelijke oorzaken van het bijtgedrag en de trainbaarheid van de hond geven al deze factoren inzicht in het risico op herhaling en de kans op een succesvolle heropvoeding van de hond. Natuurlijk spelen ook factoren met betrekking tot de eigenaren mee bij een risico-inschatting, zoals de wijze van de invulling van verantwoord houderschap, de mate van controle over de hond, maar ook het leef- en woongebied (met mogelijke triggers voor de hond) zijn belangrijke wegingsfactoren. In deze zorgvuldige afweging is het ook van wezenlijk belang om een testresultaat van een gedragstest mee te nemen. Voor dit doel is een gedragstest nodig die heel specifiek gericht is op het meten van het type en de mate van de agressie waarmee de hond in verschillende situaties op verschillende prikkels reageert, inclusief de situatie waarin een bijtincident heeft plaatsgevonden.
Het Riskassessmentteam van de Universiteit Utrecht maakt dergelijke risico-inschattingen in opdracht van het Openbaar Ministerie (OM) en gemeenten, die naar aanleiding van een bijtincident de hond in beslag heeft genomen. Meer informatie omtrent de procedures bij bijtincidenten vindt u onderaan dit artikel. De gedragstest, die voor deze risico-inschattingen wordt gebruikt, zijn deels gebaseerd op de hierboven beschreven Asiel-test. Het testresultaat geeft, naast alle beschikbare (papieren) informatie van politie, eigenaar en omstanders, een beeld van het gedrag van de hond zelf in specifieke situaties. Na zorgvuldige afweging van alle beschikbare informatie formuleert het Riskassessmentteam een advies voor het OM of gemeente. Dit advies geeft aan of maatregelen noodzakelijk zijn en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om de hond veilig in de maatschappij te kunnen laten functioneren. Denk daarbij aan maatregelen als behandeling van het gezondheidsprobleem van de hond, het verhogen van de omheining van de tuin, een muilkorfgebod, of herplaatsing bij een andere eigenaar met of zonder voorwaarden. Indien geen van die opties mogelijk zijn, dan wordt in het uiterste geval euthanasie geadviseerd. Het is vervolgens aan de rechter of de burgermeester om een besluit over de hond te nemen. Samenvattend heeft iedere gedragstest een eigen doel waarvoor deze is ontwikkeld. Het is vooral een instrument om op een objectieve manier extra informatie te krijgen over het gedrag van een hond. Door deze informatie ontstaat inzicht in het functioneren van de hond, zodat we door een meer gerichte (her)plaatsing, een meer zorgvuldige selectie van ouderdieren of meer inzicht in de persoonlijkheidseigenschappen het welzijn van mens én hond verder kunnen optimaliseren